Inleiding

Aan het eind van de negentiende en begin twintigste eeuw kreeg men steeds meer interesse in Antarctica. Alle continenten waren namelijk reeds verkend; alleen Terra Australis Incognita (onbekend zuidland - zoals Antarctica toentertijd werd genoemd) was nog onbekend voor de mens.



afbeelding 3.1.1
Kaart met belangrijke tochten van poolreizigers

Op de hierboven afgebeelde kaart zijn de belangrijkste tochten van bekende poolreizigers aangegeven. In de hierop volgende pagina's zijn de avontuurlijke en indrukwekkende verhalen van deze expedities uitgebreid beschreven.


Sir James Clark Ross


afbeelding 3.2.1
Foto van Sir James Clark Ross

In 1831 ontdekte de Schot James Clark Ross de magnetische noordpool. Een koud kunstje om dit ook in het zuiden te doen, moet hij gedacht hebben. Hij vertrok in 1839 met twee schepen, de Erebus en de Terror, zuidwaarts. De Terror stond onder commando van Francis Crozier. Gedurende twee maanden verbleef de expeditie op Kerguelen waar magnetische en astronomische waarnemingen werden gedaan.

Op 1 januari 1841 staken ze de antarctische cirkel over, maar botsten even later op pakijs waar nog nooit niemand door was gekomen. Ross liet de moed niet zakken en deed toch een poging om de twee schepen door het ijs heen te manoeuvreren. En zowaar, het lukte hem. Op 9 januari kwamen ze in open zee terecht: de Rosszee. Ross zette verder koers naar het zuiden en twee dagen later stootte hij op een bergachtige kust. De bergketen noemde hij de Admiralty Range.



afbeelding 3.2.2
Erebus en Terror op Victoria Land

Ross' kompas deed raar en dit kon maar één ding betekenen: de magnetische zuidpool was niet meer ver weg. Ross zeilde verder naar het zuiden en plantte onderweg de Britse vlag op Possession Island.

Op 28 januari ontdekte de expeditie een nog actieve vulkaan, die de naam Mount Erebus kreeg. Een uitgedoofde vulkaan, die ten oosten van Mount Erebus ligt, werd Mount Terror genoemd.

De tocht werd voortgezet tot de twee schepen gestopt werden door een muur van ijs van meer dan 60 meter hoog. Daar was geen doorkomen aan, besefte Ross en hij besloot terug te varen. Hij gaf de ijsmuur de naam Victoria Barrier.

Later kreeg het de naam Ross Ice Shelf of Ross-barrière. Het jaar daarop deed Ross nog een poging om door het ijsplateau te gaan. Tevergeefs. Het was al een klein wonder dat hij bij de ijsmuur kwam, want de twee schepen moesten in de Rosszee een zware storm doorstaan, waarbij de golven met veel geweld grote stukken ijs tegen de flanken aangooiden.

De magnetische zuidpool had Ross dus niet gevonden. Die moest zich op het continent zelf bevinden, oordeelde hij. Niemand was echter zo ver zuidwaarts gekomen dan James Clark Ross.


Adrien de Gerlache


afbeelding 3.3.1
Foto van Adrien de Gerlache

De man die België een plaats gaf in de geschiedenis van Antarctica was Adrien de Gerlache de Gommery. Hij kreeg het nodige geld bij elkaar, kocht een driemaster, de Belgica, en vond geschikte mensen voor zijn expeditie. Op 16 augustus 1897 vertrok de Belgica vanuit de Antwerpse haven naar het zuiden. Naast matrozen, een chefkok, een monteur en de eerste stuurman (Georges Lecointe), waren er ook wetenschappers aan boord: de Pool Henryk Arctowski (geologie), de Belg Emile Danco (geofysica), de Roemeense zoöloog en botanicus Emile-Gustave Racovitza en nog een Pool, Antoine Dobrowolski, die meteoroloog-assistent was. Twee expeditieleden zouden later wereldberoemd worden: de Amerikaanse arts-fotograaf Frederick Cook, die in Rio de Janeiro aan boord kwam en in 1908 zou beweren als eerste de noordpool te hebben bereikt en de Noor Roald Amundsen die in 1911 als eerste op de geografische zuidpool stond.

Het was de bedoeling van de Gerlache eerst de Weddellzee te onderzoeken, vervolgens koers te zetten naar Victoria Land om er met drie man te overwinteren. Aanvankelijk liep de expeditie zoals gepland. De wetenschappers hielden zich bezig met het meten van de temperatuur van het water en deden dieptepeilingen. Maar op 22 januari 1898 deed zich een drama voor. Het stormde hevig. Huizenhoge golven veranderden het dek in een zwembad. Eén van de spuigaten raakte verstopt, zodat er te veel water op de brug bleef staan. De Noorse matroos August-Karl Wiencke vond dat daar iets aan gedaan moest worden en klom tegen de bevelen in over de reling om zo beter bij het spuigat te kunnen. Hij viel echter overboord en verdronk. Nog meer onheil zou volgen...

Begin februari 1898 bereikte de Belgica het Antarctisch schiereiland. Er werd een zee-engte ontdekt tussen het schiereiland en de kleinere eilandjes (waaronder Anvers-eiland en Brabant-eiland) ten westen ervan. De straat staat nu bekend als de Gerlachestraat. Vele malen gingen de wetenschappers aan land om onderzoek te doen. De hele streek werd in kaart gebracht. Er werden nieuwe planten- en diersoorten ontdekt.



afbeelding 3.3.2
De boot van Adrien de Gerlache

In de hoop nieuw land te ontdekken, voer de Belgica in zuidwestelijke richting langs pakijs. Von Bellingshausen had in 1821 deze streek al verkend maar het pakijs verhinderde hem verder naar het zuiden te varen. Toen de Gerlache op 18 februari 1898 wel een doorgang naar het zuiden vond, was de verleiding natuurlijk erg groot. Hoewel de wetenschappers er niet erg happig op waren, besloot de Gerlache het risico te nemen in de hoop grote ontdekkingen te doen in de open zee die achter het pakijs lag. Maar op 6 maart 1898 kon de Belgica niet meer voor- of achteruit. De expeditie zat op 70° zuiderbreedte ingesloten in het pakijs en daar de winter voor de deur stond, was de kans op bevrijding zo goed als nihil. De Gerlache raakte niet in paniek, integendeel. Hij leek zeer tevreden over de gang van zaken. Voor het eerst overwinterde een expeditie op het Antarctische pakijs. Een buitenkans voor de wetenschap. Of zoals de Gerlache het later uitlegde: "Dankzij onze overwintering beschikt de wetenschap tenminste over meteorologische waarnemingen die uur na uur werden gedaan, een heel jaar lang, dus gedurende een volledige cyclus van 365 dagen". Velen beweren dan ook dat de Gerlache zich doelbewust heeft laten insluiten. Een beslissing die bijna faliekant afliep.

Op 18 mei ging de zon onder om zich enkele maanden niet meer te laten zien: de poolnacht was ingetreden. De expeditie leed erg onder de omstandigheden. Tijdens de poolnacht werd de bemanning aangetast door moedeloosheid, gezwollen ledematen, onregelmatige en zwakke polsslag, hoofdpijn en depressie. Volgens Frederick Cook kwam dit door een combinatie van gebrek aan vers voedsel en zonlicht en geestelijke depressie. "De poolanemie liet verwoestende sporen op ons na", schreef eerste stuurman Lecointe. "Onze gezichten zijn getrokken, diep gegroefd en slaan groenig uit. Onze ogen zijn dof en levensloos. Het kostte slechts een ononderbroken nacht van 1600 uur om oude mannen van ons te maken". Enkele matrozen kregen aanvallen van hysterie en schizofrenie. Voor Emile Danco waren deze extreme omstandigheden ondraaglijk. Na een lange doodsstrijd stierf hij op 6 juni 1898 aan een hartaandoening. Om nog meer rampen te voorkomen, verplichtte Cook de bemanning rauw pinguïn- en robbenvlees te eten.

Tijdens de zomer werd er alles aan gedaan om de Belgica te bevrijden; met springstof trachtte men het ijs te breken, met zagen probeerde men een vaargeul te maken, maar allemaal tevergeefs: het uitgezaagde kanaal vroor onmiddellijk weer dicht. Nu raakte de Gerlache wel in paniek. Een tweede overwintering zou fataal zijn. Maar op 15 februari opende het kanaal zich opnieuw. Al het werk was dus niet vergeefs geweest. De Belgica bereikte op 14 maart 1899 volle zee.


Robert Scott



afbeelding 3.4.1
Robert Scott (klik voor vergroting)

Na de mislukte Discovery-expeditie was Robert Falcon Scott vastbesloten een nieuwe poging te wagen om als eerste op de geografische zuidpool te staan. Zeker nu zijn rivaal Ernest Shackleton er zo dicht bij was geweest. Maar toen de Terra Nova in het Australische Melbourne een tussenstop maakte, ontving Scott een telegram van Roald Amundsen. Geheel onverwacht was ook Amundsen van plan naar de pool te trekken. De wedstrijd was begonnen. De inzet: eeuwige roem.

Op 4 januari 1911 bereikte de Terra Nova de MacMurdo Sound. Omdat Hut Point, waar de Discovery-expeditie tien jaar eerder verbleef, door pakijs onbereikbaar was, koos Scott Cape Evans, eveneens op Ross Island, als winterkwartier. Bij het uitladen van het schip, brak één van de drie motorsledes door het ijs en verdween in de diepte. Toen Scott samen met Cecil Meares een bezoekje bracht aan Hut Point, ontdekte hij dat er een raampje van de barak openstond. De sneeuw die de barak was binnengewaaid, was inmiddels bevroren zodat het interieur van de hut uit een reusachtige klomp ijs bestond. De vorige expeditie die gebruik had gemaakt van Hut Point was deze van... Ernest Shackleton. En die was al niet de beste vriend van Scott.

Eind januari vertrok de Terra Nova weer naar Nieuw-Zeeland. Onderweg zouden Victor Campbell, Raymond Priestley, Murray Levick, Frank Browning, Harry Dickason en George Abott afgezet worden in King Edward VII Land om er geologisch onderzoek te verrichten. Omdat King Edward VII Land onbereikbaar was, gingen ze aan land in Cape Adare. Griffith Taylor, Frank Debenham, Charles Wright en Edgar Evans verlieten ook het schip om wetenschappelijk onderzoek te doen in het gebergte van Victoria Land. Ondertussen ging de rest van de expeditie op weg om voedseldepots aan te leggen. Al snel werd duidelijk dat de pony's zich beter thuisvoelden op grassige weiden dan in ijzige sneeuwvlakten. Ze zakten door de zachte sneeuw en raakten nauwelijks vooruit. Door het slechte weer moest Scott voortijdig rechtsomkeert maken. Het laatste voedseldepot, One Ton Depot, werd opgezet op 79°28' zuiderbreedte. Het was de bedoeling dat dit depot voorbij de 80e breedtegraad moest komen. Op de terugweg naar Cape Evans verdwenen opeens de honden van Meares en Scott in een gletjerspleet. De slede kwam gelukkig aan de rand van de kloof tot stilstand. Zes honden hingen aan hun tuig boven de afgrond. Twee andere waren uit hun tuig gegleden en waren wat dieper op een sneeuwbrug terechtgekomen. Uiteindelijk konden alle honden gered worden. De paarden hadden minder geluk. Ze stierven met bosjes. Op 28 maart kreeg "Weary Willy" het moeilijk. Scott, Lawrence Oates en Tryggve Gran probeerden de pony terug op de been te krijgen. Ze kregen wat later gezelschap van de achtergebleven Teddy Evans, Robert Forde en Patrick Keohane. Ondertussen zetten Henry Bowers, Thomas Crean en Apsley Cherry-Garrard met de vier overgebleven paarden hun tocht voort. Ze verlieten de Ross Ice Shelf en probeerden Cape Evans via het zee-ijs te bereiken. Maar plots brak het ijs en bevonden ze zich op een ijsschots die van het land wegdreef. Eén van de pony's was al verdwenen. Er zat niets anders op dan van schots naar schots te springen. Later konden ook twee pony's gered worden.

Op 15 maart kwamen Taylor, Debenham, Wright en Evans terug van hun expeditie in het gebergte van Victoria Land. In april hadden al tien van de negentien pony's de geest gegeven. En de tocht naar de geografische zuidpool moest nog beginnen. Op 27 juni 1911, midden in de winter, vertrokken Edward Wilson, Bowers en Cherry-Garrard naar Cape Crozier om er een bezoek te brengen aan de grote broedplaats van keizerspinguïns. Het werd een verschrikkelijke tocht, door Cherry-Garrard omschreven als 'The worst journey in the world'. Tijdens hun vijf weken durende tocht in de duisternis van de poolnacht, moesten ze temperaturen van -50° Celsius verduren. Een nacht vroor het zelfs -61° Celsius. Blizzards stelden hun uithoudingsvermogen zwaar op de proef. Op 2 augustus waren ze terug in Cape Evans, mét eieren van de keizerspinguïn.



afbeelding 3.4.2
Scott met zijn team op de zuidpool.

De grote dag was aangebroken. Op 1 november vertrokken twaalf expeditieleden en tien pony's richting geografische zuidpool. Een week eerder al hadden Bernard Day, William Lashly, F.J. Hooper en Teddy Evans Cape Evans met de twee motorsledes verlaten. Maar die motorsledes lieten het al snel afweten. Op 5 december werden ze opgehouden door een blizzard. Vier dagen hield het noodweer hen in de tenten. Toen ze de voet van de Beardmore Glacier bereikten, waren alle paarden de pijp uit. Twaalf man (Day, Hooper, Meares en Dimetri Gerof waren teruggekeerd naar Cape Evans) begonnen aan de lastige beklimming. Op 20 december 1911, ze waren bijna boven, stuurde Scott Atkinson, Cherry-Garrard, Keohane en Wright terug. Hetzelfde deed hij op 3 januari 1912 met Teddy Evans, Lashly en Crean. Ze waren erg ontgoocheld. De overgebleven mannen (Scott, Wilson, Bowers, Oates en Edgar Evans) bereikten op 6 januari 1912 het punt waar Shackleton in 1909 moest terugkeren. Nu was de pool niet ver meer. Alleen, was Amundsen hem niet voor geweest?

Op 16 januari zag Bowers in de verte iets zwarts wapperen. Het bleek een vlag te zijn die aan een stang van een slede was bevestigd. In de buurt van een verlaten kampeerplaats zagen ze sporen van sledes en ski's in twee richtingen en indrukken van veel hondenpoten. Dit kon maar een ding betekenen: Amundsen had als eerste de geografische zuidpool bereikt. Twee dagen later stonden ook Scott, Wilson, Bowers, Oates en Evans op de plaats waar ze als eersten wilden staan. In een tentje vonden ze een bericht van Amundsen aan Scott. De ontgoocheling was immens. En nu moesten ze nog eens zo ver terug.

Op de terugweg hadden ze het weer niet mee. Het was stukken kouder en ze hadden allen last van bevroren ledematen. Op 17 februari bleef Evans achter om zijn schoenen beter aan te trekken. Omdat hij zo lang wegbleef, gingen de vier anderen kijken waar hij bleef. Ze vonden hem geknield in de sneeuw. In zijn ogen lag een wilde blik. Evans stierf tijdens de volgende nacht. Ook voor Oates begon de tocht een marteling te worden. Zijn tenen waren bevroren en hij kon de pijn niet meer verdragen. Tijdens een blizzard op 17 maart verliet hij de tent met de mededeling: "Ik ga eventjes naar buiten en misschien blijf ik een poosje weg". Oates werd nooit meer teruggezien. Op 20 maart zetten Scott, Bowers en Wilson voor het laatst hun tent op. Er woedde weer een blizzard. Ze waren slechts op 20 kilometer van One Ton Camp, waar voedsel genoeg was, maar waren te uitgeput om tegen de wind in er naar toe te trekken. De storm bleef maar duren. Scott vond nog de kracht om twaalf afscheidsbrieven te schrijven, onder meer aan zijn vrouw, zijn moeder en de echtgenotes van Wilson en Bowers. Zijn dagboek eindigde met: "In godsnaam, zorg voor onze nabestaanden". De lichamen van Scott, Bowers en Wilson werden op 12 november 1912 gevonden door een reddingsteam onder leiding van Atkinson.



afbeelding 3.4.3
De laatste verjaardag van Scott. Deze aangrijpende foto laat het feest zien dat op 22 juni 1911 werd gehouden bij McMurdo Sound in Antarctica ter ere van de 43ste verjaardag van Robert Scott. Het zou zijn laatste verjaardag zijn. Onder degenen die hier met Scott (in het midden van de foto) aan tafel zitten, bevinden zich ook de vier mannen die negen maanden later tegelijk met Scott om het leven kwamen op weg terug van de zuidpool. Links staat Lawrence Oates, die zijn leven offerde in de hoop hiermee dat van anderen te redden, links van Scott zit Edgar Evans en rechts van hem Edward Wilson. Henry Bowsers zit twee plaatsen van rechts van Wilson.


Sir Ernest Shackleton



afbeelding 3.5.1
Sir Ernest Shackleton (klik voor vergroting)

Toen Ernest Shackleton in 1902 deelnam aan de Discovery-expeditie onder leiding van Robert Scott, was dat niet zo'n succes. Hij werd ziek en werd door Scott voortijdig naar huis gestuurd. Een vernedering, maar hij zou op een waardige manier wraak nemen. Dankzij financiële steun van de Engelse industrieel William Beardmore, organiseerde hij zelf een expeditie naar Antarctica. Op 1 januari 1908 vertrok de British Antarctic Expedition met de Nimrod vanuit Nieuw-Zeeland naar de Bay of Whales. Robert Scott had hem verboden de MacMurdo Sound als landingsplaats te gebruiken. Hij beschouwde dit als zijn privé-eigendom. Maar door het pakijs was de Bay of Whales onbereikbaar. Er zat niets anders op toch verder te varen naar de MacMurdo Sound. Scott zou hem dit nooit vergeven. Bij het uitladen van het schip kreeg Aeneas Mackintosh een haak in zijn rechteroog. Eric Marshall kon niets anders doen dan het oog verwijderen. Op 22 februari 1908 toog de Nimrod terug naar Nieuw-Zeeland.



afbeelding 3.5.2
Aeneas Mackintosh

Op 10 maart bereikten na een vijf dagen durende beklimming, zes man (onder wie Douglas Mawson en Edgeworth David) de krater van de vulkaan Mount Erebus. Na de winter stonden de twee belangrijkste tochten op het programma: één naar de magnetische en één naar de geografische zuidpool.

In september vertrokken Edgeworth David, Douglas Mawson en Alistair Mackay naar de magnetische zuidpool. Geen van de drie had enige poolervaring. Bovendien namen ze geen pony's of honden mee. Ze moesten de sledes zelf trekken. Het werd een ware overlevingstocht. Al snel werd duidelijk dat ze niet genoeg proviand bij zich hadden. De drie mannen moesten het doen met elk één koekje per dag. Ze hadden voortdurend honger en zorgden er voor dat geen kruimeltje verloren ging. Daarbovenop kwam nog het gevaar van gletsjerspleten. Bedekt met een dun laagje sneeuw, waren die nauwelijks te zien. Zowel David, Mawson als Mackay vielen in zo'n gletsjerspleet, maar konden er uit gered worden. Alle drie hadden last van bevroren ledematen. Mackay kon niets meer zien door sneeuwblindheid. Maar al dit leed werd verzacht toen ze op 16 januari 1909 de magnetische zuidpool bereikten. Het was de eerste keer dat de plaats waar de kompasnaald verticaal staat, werd bereikt (momenteel ligt de magnetische zuidpool in de Dumont d'Urvillezee.) Het doel was bereikt. Nu was het alleen maar een kwestie van levend terug te komen. Op 5 februari, na een voettocht van vier maanden en 1600 kilometer, genoten David, Mawson en Mackay van een warm bad op de Nimrod.



afbeelding 3.5.3
De Nimrod

Ondertussen poogden Ernest Shackleton, Jameson Adams, Eric Marshall en Frank Wild de geografische zuidpool te bereiken. Ze waren op 29 oktober 1908 vertrokken. De tocht kende dezelfde moeilijkheden als die naar de magnetische pool: honger, gletsjerspleten en bevriezingen. Het viertal kreeg de hulp van pony's, die tijdens de tocht noodgedwongen ook als voedsel dienden. Op 26 november bereikten ze het punt waar Scott in 1902 was gekomen. Het was voor Shackleton een genoegen het beter te doen. Via de Beardmoregletsjer bereikten ze op 27 december de Antarctische hoogvlakte. De weg naar de geografische zuidpool lag open, maar het weer stak er een stokje voor. Door een dagendurende blizzard kwamen ze nauwelijks vooruit. Het was de moeilijkste beslissing uit zijn leven, maar Shackleton had geen keuze: op 180 kilometer (88°23' zuiderbreedte) van de geografische zuidpool moesten ze terugkeren.

Onderweg kreeg Marshall last van dysenterie. Op 27 februari besloot Shackleton Marshall en Adams achter te laten en enkel met Wild naar Hut Point te trekken. Toen ze daar aankwamen, vonden ze een briefje met daarop de boodschap dat de Nimrod tot 26 februari zou wachten. Maar het was al 28 februari. Shackleton stak een hut in brand in de hoop dat iemand op het schip de rook zou zien, wat ook gebeurde. Op 4 maart zat iedereen, inclusief Marshall en Adams, veilig op de Nimrod.


Roald Amundsen



afbeelding 3.6.1
Roald Amundsen (klik voor vergroting)

Na zijn avontuur met de Belgica legde Roald Amundsen zich toe op het hoge noorden. In 1903 vond hij de lang gezochte noordwestelijke doorgang. In 1909 bereidde hij een expeditie voor om als eerste de geografische noordpool te bereiken. Maar in september van dat jaar vernam hij dat Robert Peary hem voor was geweest. In het geniep veranderde Amundsen zijn plannen. Op 9 augustus 1910 verliet de Fram de haven van Christiania en zette koers naar de Atlantische Oceaan. Pas toen de Fram in Madeira een tussenstop maakte, lichtte hij de bemanning in: niet de Beringstraat, maar Antarctica was het doel van de reis. Ondertussen was ook Robert Falcon Scott met de Terra Nova naar Antarctica vertrokken. Hij ging ervan uit geen concurrenten te hebben om als eerste de geografische zuidpool te bereiken. Bereidde Amundsen geen expeditie naar de noordpool voor? Op 12 oktober 1910 ontving hij een telegram van Amundsen: "Sta me toe u op de hoogte te stellen van het feit dat de Fram op weg is naar Antarctica". Scott was not pleased.



afbeelding 3.6.2
De tocht van Amundsen

Op 14 januari 1911 bereikte de Fram de Ross Ice Shelf. Amundsen koos de Bay of Whales als uitvalbasis. Hiermee zat hij al honderd kilometer dichter bij de pool dan Scott, die vanuit de McMurdo Sound zou vertrekken. Terwijl de Fram werd uitgeladen, bouwde de timmerman, Jorgen Stubberud, een hut die Framheim werd gedoopt. Framheim werd gedurende de winter de thuisbasis van negen mannen en 97 honden.

Op 20 oktober 1911 verlieten Roald Amundsen, Olaf Bjaaland, Oskar Wisting, Sverre Hassel en Helmer Hanssen Framheim. Met vier sleden, elk voortgetrokken door dertien honden, zouden ze proberen als eersten de geografische zuidpool te bereiken. De tocht naar de pool verliep opvallend zonder grote moeilijkheden. Ze moesten wel voortdurend oog hebben voor gletsjerspleten en bevriezingen waren evenmin te vermijden. Op 11 november zagen ze in de verte bergtoppen. Amundsen gaf de bergketen de naam Queen Maud's Range, naar de Noorse koningin. Zes dagen later beklommen ze de Axel Heiberg Glacier. Onderweg werd het merendeel van de honden doodgeschoten, omdat ze niet meer van nut waren. Het vlees zouden ze op de terugweg opeten en aan de overgebleven honden voorschotelen.

Op 8 december bereikte het vijftal 88°23' zuiderbreedte, het record van Shackleton in 1909. Amundsen begon zenuwachtig te worden. Zou Robert Scott hem voor geweest zijn? Maar toen ze op 14 december 1911 op 90° zuiderbreedte aankwamen, was er geen spoor van de Brit te bekennen. Amundsen, Bjaaland, Wisting, Hassel en Hanssen hadden geschiedenis geschreven. De geografische zuidpool was bereikt. Amundsen noemde de hoogvlakte de King Haakon VII Plateau.



afbeelding 3.6.3
Poolheim

Er werd een tentje opgezet dat de naam Poleheim kreeg. Het vijftal verbleef er drie dagen. Toen ze vertrokken lieten ze een paar brieven achter: één voor Scott en één voor de Noorse koning Haakon.

De terugweg verliep zonder problemen. Op 7 maart 1912 liet Amundsen de wereld weten welke prestatie hij had neergezet. Van Robert Scott (die dezelfde tocht had gemaakt) was er geen spoor...


Sir Douglas Mawson

De geografische zuidpool was bereikt, maar toch bleven grote stukken van het Antarctische continent onbekend. De Australische geoloog Douglas Mawson wilde daar iets aan doen. Mawson, die al deelnam aan de Nimrod-expeditie van Ernest Shackleton en bij die gelegenheid als eerste de magnetische zuidpool bereikte, sloeg in 1910 de uitnodiging van Robert Scott af om mee te gaan met de Terra Nova. Mawson wilde zelf een expeditie organiseren: de Australasian Antarctic Expedition.

Op 2 december 1911 verliet de Aurora de haven van Hobart, Nieuw-Zeeland. Eerst zette het schip koers naar Macquarie Island. Een groep wetenschappers zou er gedurende een jaar het eiland bestuderen. Toen ze op 11 december aan land gingen, werden ze tot hun grote verbazing verwelkomd door een groot aantal mannen. Het waren schipbreukelingen. Tijdens een storm een dag eerder was hun schip vergaan. Ze waren maar al te blij zo snel gered te worden. De volgende dag werden ze opgepikt door de Toroa, een schip dat de wetenschappers op Macquarie Island moest komen bevoorraden. Nog voor de Aurora vertrok, werd er op Wireless Hill een draadloos radiostation gebouwd.

De Aurora bereikte de Commonweath Bay op 7 januari 1912. Een deel van de expeditie, onder leiding van Mawson, ging aan land in Cape Découverte in het oosten van Adelie Land. Het was de eerste keer dat er voet aan land gezet werd in dit deel van Antarctica. Cape Découverte werd omgedoopt tot Cape Denison. Een derde groep, onder leiding van Frank Wild, werd op 19 januari afgezet op de Shackleton Ice Shelf in Queen Mary Land, meer dan 2000 kilometer verder. De overgebleven expeditieleden bleven op het schip en gingen de oceaan tussen Australië en Antarctica onderzoeken.

Mawson had het niet getroffen. Cape Denison is één van de winderigste plaatsen van het continent. 295 dagen per jaar stormt het er. Windsnelheden van meer dan 200 kilometer per uur zijn geen uitzondering. Later zou Mawson Cape Denison 'The Home of the Blizzard' noemen. Het opzetten van twee radiomasten was dan ook geen pretje. Op 4 april begonnen ze eraan, maar pas op 1 september stonden de masten overeind. Op 13 februari 1913 was de eerste draadloze communicatie van en naar het Antarctische continent een feit.

In november 1912 vertrokken vijf groepen op expeditie: één naar het zuiden om de magnetische pool te verkennen, één naar het westen en drie naar het oosten. De groep die naar het zuiden trok, stond onder de leiding van R. Bage. Op 21 december bevond ze zich op zo'n 150 kilometer van de magnetische zuidpool, maar Bage verkoos terug te keren. Frank Bickerton leidde de groep die in westelijke richting trok. Door de felle wind raakte men nauwelijks vooruit. Wel vonden ze de eerste meteoriet in Antarctica.

Mawson, Xavier Mertz en Belgrave Ninnis vormden één van de drie groepen die in oostelijke richting waren vertrokken. Op 14 december verdween Ninnis samen met zijn slee en zes honden in een gletsjerspleet. Drie uur lang schreeuwden Mawson en Mertz in de diepte, maar hun ongelukkige teamgenoot gaf geen antwoord. Het enige wat ze zagen was een hond die met een gebroken rug op een richel lag, zo'n 45 meter lager. Mawson en Mertz gaven de hoop op. Hun tocht zou nog moeilijk worden, want samen met Ninnis waren het grootste deel van de proviand, de tent en de reservekledij in de kloof verdwenen. Ze waren nog meer dan 500 kilometer van de basis verwijderd. Om in leven te blijven aten ze gedurende de maand december de overgebleven honden op. Dit werd de dood van Xavier Mertz. Op 1 januari 1913 kreeg hij hevige maagpijn. De volgende dagen verslechterde zijn toestand en op 7 januari stierf hij. Nu stond Mawson er alleen voor. Bijna was het met hemzelf ook gedaan toen hij in een gletsjerspleet viel, maar wonder boven wonder kon hij zich redden.

Op 1 februari bereikte Mawson totaal uitgeput Cape Denison. Hij was er vreselijk aan toe: zijn haar was bijna volledig verdwenen en de uiteinden van zijn ledematen waren aan het rotten. Aan de horizon zag hij een stip: de Aurora was al vertrokken. Gelukkig waren zes mannen achtergebleven. De Aurora werd via de radio teruggeroepen, maar door het stormweer kon het schip Cape Denison niet meer bereiken. Mawson moest dus nog eens een winter op Antarctica doorbrengen. Op 26 februari 1914 was Mawson terug in Australië. Maar ondanks zijn hachelijke avontuur zou hij naar Antarctica terugkeren.