|
Inhoud |
|||
|
afbeelding 3.5.3 De Nimrod |
Ondertussen poogden Ernest Shackleton, Jameson Adams, Eric Marshall en Frank Wild de geografische zuidpool te bereiken. Ze waren op 29 oktober 1908 vertrokken. De tocht kende dezelfde moeilijkheden als die naar de magnetische pool: honger, gletsjerspleten en bevriezingen. Het viertal kreeg de hulp van pony's, die tijdens de tocht noodgedwongen ook als voedsel dienden. Op 26 november bereikten ze het punt waar Scott in 1902 was gekomen. Het was voor Shackleton een genoegen het beter te doen. Via de Beardmoregletsjer bereikten ze op 27 december de Antarctische hoogvlakte. De weg naar de geografische zuidpool lag open, maar het weer stak er een stokje voor. Door een dagendurende blizzard kwamen ze nauwelijks vooruit. Het was de moeilijkste beslissing uit zijn leven, maar Shackleton had geen keuze: op 180 kilometer (88°23' zuiderbreedte) van de geografische zuidpool moesten ze terugkeren. Onderweg kreeg Marshall last van dysenterie. Op 27 februari besloot Shackleton Marshall en Adams achter te laten en enkel met Wild naar Hut Point te trekken. Toen ze daar aankwamen, vonden ze een briefje met daarop de boodschap dat de Nimrod tot 26 februari zou wachten. Maar het was al 28 februari. Shackleton stak een hut in brand in de hoop dat iemand op het schip de rook zou zien, wat ook gebeurde. Op 4 maart zat iedereen, inclusief Marshall en Adams, veilig op de Nimrod. |
Ga naar pagina 6... |